Multiculti sambal

Op 3 augustus werd in Berlijn het eerste wereldkampioenschap pittig eten gehouden. Vijftien deelnemers uit 9 landen deden zich tegoed aan pepers die met elke ronde scherper werden. Pittigheid wordt gemeten op de schaal van Scoville en waar u en ik bij een waarde van 1000 op deze schaal ons al afvragen of dat hapje nu wel zo´n goed idee was, bereikten de finalisten in Berlijn een waarde van 7,7 miljoen. Overigens niet met gemak, voor een aantal kandidaten eindigde de wedstrijd in het ziekenhuis.

Was deze wedstrijd een paar eeuwen eerder gehouden, had degene die een waarde van 500 weg wist te werken waarschijnlijk al gewonnen. Pittig eten is in Europa namelijk relatief nieuw. Peperkorrels werden vanuit India en Indonesië via ingewikkelde handelsroutes wel naar Europa vervoerd, maar vonden tot in de zestiende eeuw niet hun weg naar de dagelijkse Europese keuken. De reden is simpel: peper was zo duur dat niemand zich de smaak ervan kon veroorloven.

Om de prijs naar beneden te krijgen, wilden de Europeanen graag de tussenhandel omzeilen. Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Niemand wist namelijk hoe je nu precies in dat verre oosten moest komen. Er waren uiteindelijk heel wat ontdekkingsreizen nodig om de juiste weg te vinden. Eén daarvan begon in 1492 toen Christoffel Columbus naar het westen zeilde in de hoop in het oosten aan te komen.

Wij weten nu dat hij tijdens deze reis Indië niet bereikte, maar op een tot dan toe onbekend continent stuitte. En op dat continent hadden ze niet de peper die hij zocht. Maar ze hadden wel iets dat dezelfde smaaksensatie te weeg bracht: aji. Dat woord is in de Spaanse taal inmiddels ingeburgerd en betekent: hete peper. In de rest van de wereld staan aji bekend als Spaanse pepers.

De verspreiding van deze pepers over de wereld voltrok zich razendsnel. In de vijftig jaar na de reis van Columbus wisten de Spanjaarden maar vooral de Portugezen de plant te introduceren in Europa, Afrika en tenslotte ook in Azië. De Indonesische keuken, die tot die tijd bekend had gestaan om zijn gebruik van zwarte peper en gember, veranderde door de komst van de Spaanse peper totaal.

Toen in 1602 de VOC werd opgericht om goedkopere peper voor Nederland te vinden, vonden ze in Indonesië dan ook twee soorten: de traditionele korrels en de nieuwe plant. De handel richtte zich op het eerste, daar was men immers voor gekomen. Degenen die zich in Indië vestigden, genoten echter vooral van het tweede. Zij namen bij terugkeer naar Nederland de Indische recepten (en soms zelfs hun Indische kokkie) mee.

Dat aan het einde van de achttiende eeuw de pittige smaken uit het oosten al volledig waren ingeburgerd, blijkt wel uit het kookboekje van Antje van Renesse van Wilp die in 1802 trouwde met Barthold van Mackay. Hun families hadden geen banden met Nederlands Indië, noch had één van beiden ooit de reis naar het oosten gemaakt. Toch prijkt er in haar kookboekje, dat ze vanaf 1792 bijhield, een recept voor sambal.

Recept

Recept sambal

De Archiefkok excuseert zich voor deze slechte afbeelding. De schrijfster van dit recept was zuinig met papier en schreef de eerste drie regels van dit recept op de voorkant van de bladzijde en de rest op de achterzijde. Hierboven ziet u mijn helaas beste knip- en plakwerk in Paint.

Wie het kan lezen, ziet meteen dat deze sambal niet te vergelijken is met de potjes die we vandaag de dag kopen. Daar zit immers geen komkommer in. Bovendien wordt er in dit recept niks fijngemalen. Wat we wel vinden is veel wachttijd. Maak dit recept dus op een vrije dag en houd een boekje bij de hand.

  • Komkommers: 5
  • Spaanse pepers: 4
  • Sjalotten: 4
  • Zout: veel
  • Azijn: ruim een 1 liter (witte wijnazijn of natuurazijn)
  • Keulse pot
  • Varkensblaas

De laatste twee ingrediënten kunnen desgewenst worden vervangen door een weckpot van 1,5 liter met deksel.

Aan de slag

Ingredienten sambal
Dit recept vraagt om een slappe pekel. Pekelwater is water dat volledig verzadigd is met zout. U maakt het door aan kokend water net zo veel zout toe te voegen tot het niet meer wordt opgenomen. Dat is gemiddeld 100 gram zout per liter water. Voor slappe pekel mag wat minder zout worden gebruikt. Uw Archiefkok gebruikte zeezout, maar dat was omdat dat op voorraad was. U kunt elke soort zout gebruiken.

Schil de komkommers met een dunschiller (of de kaasschaaf) en snijdt ze in plakjes. Uw Archiefkok koos voor plakjes van een halve centimeter dik, maar veel dunner mag ook. Leg de plakjes een half uur in het pekelwater. Giet de pan leeg boven een vergiet en strooi flink zout over de komkommer. Laat het zo een paar uur staan.

Breng de azijn aan de kook, ontdoe de sjalotten van de buitenste schil en was de pepers. Doe dan de komkommer, de sjalotten en de pepers in de pot en giet er de kokende azijn op. Volgens het recept moet de pot daarna spoedig worden toegestopt met een blaas. Dat kunt u natuurlijk ook doen, maar de moderne maatschappij biedt ons gelukkig ook goed sluitende weckpotten.

Aan tafel

sambal

Als het op de schaal van Scoville aankomt is uw Archiefkok niet echt een dappere. In mijn koelkast is geen potje sambal te vinden. Komkommer in het zuur daarentegen is één van mijn favorieten. Nadat het geheel twee dagen had getrokken, wilde ik dan ook erg graag een plakje proeven. De pepers waren er heel in gegaan, hoe pittig kon het zijn? Nou, best wel pittig dus. Er hoefde niet meteen geblust te worden, maar er zat een aardige kick in die komkommer. En dat al na twee dagen. De komende tijd zal de smaak alleen nog maar scherper worden. En het is maanden houdbaar. De toekomstige dinergasten van de Archiefkok weten dus wat hen te wachten staat.

Links

Archiefstuk waaruit dit recept afkomstig is

Wiki over chilipeper

VOC en peper

De citroenkoekjes van barones Mackay

Bijna negentig procent van de Nederlanders vindt dat bij een kopje koffie of thee een koekje geserveerd dient te worden, zo berichtte nu.nl op 7 mei 2013. Wie op visite gaat en geen koektrommel ziet verschijnen, voelt zich tekort gedaan. Nog erger vinden we het wanneer ons het geliefde koekje in een café of restaurant wordt onthouden. Daar is zelfs een Facebookpagina aan gewijd. Het zal u dan ook niet verbazen dat de gemiddelde Nederlander zich jaarlijks door 4,5 kilo koekjes heen eet.

Het principe van het koekje is al heel oud. Hard gebakken deeg is lang houdbaar en koeken waren eeuwenlang dan ook het prefecte reisproviand. Ze waren niet bedoeld voor de lekkere trek, maar echt om de honger te stillen. Dat verandert in de zevende eeuw wanneer Perzische koks hun gerechten beginnen te verrijken met eieren, room , vruchten en honing. Als de Perzen vervolgens tijdens hun strooptochten door India leren hoe ze uit riet suiker kunnen maken, wordt al hun eten zoeter, ook de koeken.

De Perzische keuken verspreidt zich door al hun veroverde gebieden tot aan Spanje toe, maar West-Europa maakt pas in de elfde eeuw kennis met suiker. Omdat alleen de allerrijksten het kunnen betalen, wordt het niet gebruikt om koeken mee te zoeten maar om enorme desserts te maken waarmee gepronkt kan worden. Pas vanaf de veertiende eeuw wordt het zoete koekje gangbaar in Europa. Wafels worden in Parijs op straat aan de man gebracht.

Vanaf de zestiende eeuw verschijnen de eerste kookboeken met recepten voor koekjes. Maar omdat suiker nog tot halverwege de achttiende eeuw duur blijft, zijn ze zeker nog niet voor iedereen weggelegd. In huizen van stand daarentegen was het koekje in de achttiende eeuw al helemaal ingeburgerd. Het receptenboek van barones Mackay (ook wel bekend als Anna Magdalena Henriëtte Frederika Mackay Van Renesse van Wilp, voor als u aan haar adellijke afkomst mocht twijfelen) uit 1792 staat vol met recepten voor wafels, spritsen en sneeuwballen.

Anna trouwt in 1802 op huwelijkse voorwaarden met de Barthold Johan Christiaan baron Mackay. In deze voorwaarden voegen ze al hun wereldse bezittingen samen maar wordt ook even vastgelegd dat de ouders van beide echtelieden elk jaar 300 gulden naar het echtpaar zullen overmaken. Dat ze dat geld goed konden gebruiken, wordt duidelijk uit de kasboekjes die Anna bijhield.

De bladzijden van deze boekjes staan vol met tourtjes naar Den Haag, waar ijsjes, soep en kannetjes bier werden geconsumeerd en met dagelijkse kleine uitgaven als sigaren voor haar schoonvader, kersen voor haar moeder, noten, zeeuwse oesters en vijgen. Daarnaast zijn er nog de grote uitgaven voor kleding en de allergrootste kostenpost: haar twee zonen Aeneas en Johannes. Zij weten bij hun moeder wekelijks zakgeld los te peuteren en ontvangen later als student een ruime toelage. Plus alle cadeautjes die hun moeder hen toestopt. Het is goed te zien dat Anna niet op haar uitgaven hoeft te letten.

Maar uit de boekjes komt toch vooral een huiselijk leven naar voren. Een gezinsleven waar vader en moeder van alles ondernemen met hun twee zonen. Waar een belangrijke rol is weggelegd voor de grootouders. En niet alleen als de financiële ondersteuners. Dat in het archief ook nog een spelletje bewaard is gebleven, versterkt dat beeld. Zouden ze aan het einde van de middag samen om de tafel hebben gezeten met een kopje thee? In ieder geval moet de smaak van deze citroenkoekjes de familie bekend geweest zijn. Het is één van de eerste recepten in het kookboekje van de barones.

Recept

Afbeelding

Meel: 500 gram (plus extra om het aanrecht mee te bestuiven)
Eieren: 1
Citroenen: 2
Zachte boter: 250 gram
Suiker: een stukje (200 gram)

In veel oude recepten wordt gesproken van stukjes suiker of, meer specifiek, broodsuiker. Dat concept is nauwelijks nog bij ons bekend. Wij kennen suiker alleen los en hooguit in klontjes. In vroeger tijden zat de suiker echter aan elkaar. Wie op zoek wil naar een broodsuiker, kan het in een Marokkaanse winkel proberen. Daar wordt het nog verkocht om in de thee te doen. Ik kreeg er, naar aanleiding van dit recept, eentje van 2 kilo cadeau en kon daarom, zoals in het recept beschreven, de citroenschil op het stuk suiker wrijven. Dat levert hele lekkere citroensuiker op. Als u geen broodsuiker kunt vinden: neem dan gewoon 200 gram suiker en rasp de schil van de citroenen eraf met een rasp.

Aan de slag

Afbeelding        Afbeelding

Verwarm de oven voor op 180 graden (hetelucht: 170 graden).

Wrijf de schil van de citroenen langs het stuk suiker en schraap de suiker er vervolgens steeds af. Doe dat tot je er geen schil meer van de citroen afkomt. Stamp de rest van de suiker fijn en doe alles samen in een kom.

Pers de citroenen uit en doe het sap bij de suiker, samen met het meel, het ei en de boter. Kneed het geheel tot een deeg. Als je grote citroenen hebt gebruikt, kan het deeg wat te nat zijn. Kneed het helemaal goed door en voeg alleen als het dan nog steeds te nat is, nog wat bloem toe. Aan het eind moet je een lekker soepel deeg hebben dat niet meer plakt.

Bestuif het aanrecht met bloem, rol het deeg uit tot minder dan een halve centimeter dik en steek de koekjes uit met een glas of leuke koekjesvormen. Bak de koekjes ongeveer twintig minuten. Als ze lichtbruin zijn, zijn ze klaar.

In totaal kon ik van dit deeg zestig koekjes bakken. De Oudhollandse gewoonte om maar één koekje bij de thee te serveren kun je dus achterwege laten. Want geloof me, je wilt er meer dan één. Door het toevoegen van het sap smaken de koekjes echt naar citroen en als je even niet oplet, is de trommel leeg.

Afbeelding

Links

Extraatje

De huwelijkse voorwaarden van Barthold Mackay en Anna van Renesse van Wilp beslaan 12 pagina´s. In het archief zijn haar en zijn exemplaar samen bewaard gebleven. Dit is de laatste pagina met alle handtekeningen en zegels.

IMAG1007