Bo(e)uf a la mode

In ieder goed (niet vegetarisch) kookboek staan dierenplaatjes . Eenvoudige tekeningen van koeien en varkens, in vakjes verdeeld met een cijfer in ieder vakje. Die cijfers corresponderen niet met een kleur zodat u van die koe een Ravensburger rund kunt maken, maar om de delen die u kunt eten te benoemen.

Als kind kon ik die plaatjes maar weinig waarderen (als tiener volgde ik jarenlang een vegetarisch dieet, het enkele onweerstaanbare uitgebakken spekje daargelaten) maar tegenwoordig kijk ik er met andere ogen naar. Vlees komt nu eenmaal van een dier en het is handig te weten wat je met welk deel kan doen. Vooral met de wat minder malse stukken.

Dat je de taaiere delen van de koe maar het beste urenlang kunt stoven, is al heel lang bekend. In Frankrijk had in de zeventiende eeuw iedere streek zijn eigen recept voor dit stoofvlees. Overigens niet allemaal even geslaagd. In het jaar 1700 staat te lezen in de Gazette de Rotterdam (een Franstalige krant van gevluchte Hugenoten) dat Kapitein Valganier uit Duinkerken een dag nadat hij boeuf a la mode Quintinier (op de wijze van Saint Quintin in Picardië) had gegeten, schreef dat hij was vergiftigd. En daar kon hij wel eens gelijk in hebben gehad, want de volgende dag stierf hij.

Het eerste recept voor Boeuf al la mode zonder de toevoeging van een streek, is te vinden in het kookboek Cuisinier François uit 1651 van François Pierre de la Varenne. Deze kok wordt gezien als één van de grondleggers van de Franse keuken. Hij werkte in de keuken van de Franse minister van Buitenlandse Zaken Nicolas Chalon du Blé en er gaan geruchten dat hij het vak leerde in de keuken van de Franse koningin Maria de Medici. Dankzij hem is boeuf a la mode synoniem geworden voor gestoofd rundvlees.

Het recept van François is simpel: neem een stuk rundvlees, sla het plat, lardeer het met vet spek en kook het in bouillon en kruiden. De bouillon en kruiden moeten vervolgens worden ingekookt tot saus en voilá: heerlijk tafelen. Wie vandaag de dag op zoek gaat naar een recept voor dit gerecht struikelt over honderden varianten die allemaal beweren dat ze “klassiek” zijn. Veelvoorkomende ingrediënten zijn rode wijn, wortels en uien.

De versie die uw Archiefkok heeft bereid dateert uit 1796. Ook uitermate klassiek dus, zij het niet met lekkere rode wijn en groenten, maar met azijn. Heel veel azijn. Het recept voor deze bouf (sic) a la mode werd opgeschreven door Maarten baron van der Goes van Dirxland in zijn receptenboekje Tot smullen uitgedagh, dat uw Archiefkok al eerder voor uitdagingen stelde. Ook dit keer ging het bepaald niet van een leien dakje.

Recept

recept boef a la mode

  • Een mager stuk rundvlees van een kilo, het liefst van de boeuf (nummer 10)

Koe

  • Een stuk vetspek
  • Peper en zout
  • Twee flessen azijn
  • Laurierbladeren
  • Tijm
  • Marjolein
  • Een lardeernaald (te koop bij de betere kookwinkel)
  • Braadpan met goed sluitende deksel
  • Een extra dag

Dit recept staat heel ver af van hoe ik zelf stoofvlees maak. En, om vast een tipje van de sluier op te lichten, mijn eigen methode levert een smakelijker resultaat op dan deze boeuf a la mode. Daarom ga ik u ook niet uitleggen hoe u dit maakt. Ik ga het recept van Maarten hier letter voor letter overnemen, met tussen haakjes hoe u het (misschien beter) kunt aanpakken.

Aan de slag

INgredienten boeuf

Een bil rundvlees grov met spek in peper en zout gewenteld gelardeerd
(snij het vetspek in hele dunne repen, wentel ze door peper en zout en haal ze met de lardeernaald door het vlees. Dat gaat niet in één keer goed, maar oefening baart kunst)

Een nagt in azijn gezet
(doe het vlees in een diepe schaal of pan en giet er net zo veel azijn over heen tot het vlees helemaal onder staat en doe er een deksel op)

Dan vroeg te vuur gezet met boter of een wijnig gesneeden rundvet, een wijnig water, digt toegedekt, vuur onder en boven en langsaam laate koken tot het bruijn gebraden is
(zet zeker vier uur voordat u wilt eten het vlees met boter en een beetje water in een braadpan en zet deze in een op 140 graden voorverwarmde oven. Niet doen! Braad het vlees aan in de pan op het vuur met veel boter maar zonder water)

Dan gekookt water er op gegoten, wat tijm, marjolein, laurier
(giet kokend water op het aangebraden vlees, doe de kruiden erbij en zet dan pas in de oven)

Als het half gaar is neemt men wat blom en boter daar men uijen in fruijt en daar bij gedaan dat eerst het vet en alles af is geligt
(werkelijk geen idee. Ik heb, toen het vlees helemaal gaar was, wat uien gefruit in boter, daar wat bloem doorgeroerd en vervolgens net zo lang vocht van het vlees toegevoegd tot ik een mooie gladde uiensaus had. Die saus heb ik bij het vlees geserveerd)

Aan tafel

Boef a la mode resultaat

Ik heb dit gerecht zo veel mogelijk volgens Maartens recept gemaakt. Door het vlees niet te laten uitlekken of te laten aanbraden, zit de pan binnen de eerste paar minuten in de oven vol met vocht. Dat maakt het onmogelijk voor het vlees om echt bruin te worden.

Nadat ik het water en de kruiden erbij had gedaan, begon het lange wachten. Ook met af en toe keren, wilde het vlees maar niet echt zacht worden. Uiteindelijk heeft het bijna vijf uur in de oven gestaan. Dat vond de jury gelukkig niet zo erg maar het gerecht was uiteindelijk niet echt het wachten waard.

De buitenkant van het vlees was erg zuur en de binnenkant was een beetje droog. Gelukkig was de saus er wel lekker bij. Maar volgende keer maakt uw Archiefkok gewoon weer stoofvlees naar eigen recept. Minder klassiek, maar zeker een stuk lekkerder.

Links

Multiculti sambal

Op 3 augustus werd in Berlijn het eerste wereldkampioenschap pittig eten gehouden. Vijftien deelnemers uit 9 landen deden zich tegoed aan pepers die met elke ronde scherper werden. Pittigheid wordt gemeten op de schaal van Scoville en waar u en ik bij een waarde van 1000 op deze schaal ons al afvragen of dat hapje nu wel zo´n goed idee was, bereikten de finalisten in Berlijn een waarde van 7,7 miljoen. Overigens niet met gemak, voor een aantal kandidaten eindigde de wedstrijd in het ziekenhuis.

Was deze wedstrijd een paar eeuwen eerder gehouden, had degene die een waarde van 500 weg wist te werken waarschijnlijk al gewonnen. Pittig eten is in Europa namelijk relatief nieuw. Peperkorrels werden vanuit India en Indonesië via ingewikkelde handelsroutes wel naar Europa vervoerd, maar vonden tot in de zestiende eeuw niet hun weg naar de dagelijkse Europese keuken. De reden is simpel: peper was zo duur dat niemand zich de smaak ervan kon veroorloven.

Om de prijs naar beneden te krijgen, wilden de Europeanen graag de tussenhandel omzeilen. Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Niemand wist namelijk hoe je nu precies in dat verre oosten moest komen. Er waren uiteindelijk heel wat ontdekkingsreizen nodig om de juiste weg te vinden. Eén daarvan begon in 1492 toen Christoffel Columbus naar het westen zeilde in de hoop in het oosten aan te komen.

Wij weten nu dat hij tijdens deze reis Indië niet bereikte, maar op een tot dan toe onbekend continent stuitte. En op dat continent hadden ze niet de peper die hij zocht. Maar ze hadden wel iets dat dezelfde smaaksensatie te weeg bracht: aji. Dat woord is in de Spaanse taal inmiddels ingeburgerd en betekent: hete peper. In de rest van de wereld staan aji bekend als Spaanse pepers.

De verspreiding van deze pepers over de wereld voltrok zich razendsnel. In de vijftig jaar na de reis van Columbus wisten de Spanjaarden maar vooral de Portugezen de plant te introduceren in Europa, Afrika en tenslotte ook in Azië. De Indonesische keuken, die tot die tijd bekend had gestaan om zijn gebruik van zwarte peper en gember, veranderde door de komst van de Spaanse peper totaal.

Toen in 1602 de VOC werd opgericht om goedkopere peper voor Nederland te vinden, vonden ze in Indonesië dan ook twee soorten: de traditionele korrels en de nieuwe plant. De handel richtte zich op het eerste, daar was men immers voor gekomen. Degenen die zich in Indië vestigden, genoten echter vooral van het tweede. Zij namen bij terugkeer naar Nederland de Indische recepten (en soms zelfs hun Indische kokkie) mee.

Dat aan het einde van de achttiende eeuw de pittige smaken uit het oosten al volledig waren ingeburgerd, blijkt wel uit het kookboekje van Antje van Renesse van Wilp die in 1802 trouwde met Barthold van Mackay. Hun families hadden geen banden met Nederlands Indië, noch had één van beiden ooit de reis naar het oosten gemaakt. Toch prijkt er in haar kookboekje, dat ze vanaf 1792 bijhield, een recept voor sambal.

Recept

Recept sambal

De Archiefkok excuseert zich voor deze slechte afbeelding. De schrijfster van dit recept was zuinig met papier en schreef de eerste drie regels van dit recept op de voorkant van de bladzijde en de rest op de achterzijde. Hierboven ziet u mijn helaas beste knip- en plakwerk in Paint.

Wie het kan lezen, ziet meteen dat deze sambal niet te vergelijken is met de potjes die we vandaag de dag kopen. Daar zit immers geen komkommer in. Bovendien wordt er in dit recept niks fijngemalen. Wat we wel vinden is veel wachttijd. Maak dit recept dus op een vrije dag en houd een boekje bij de hand.

  • Komkommers: 5
  • Spaanse pepers: 4
  • Sjalotten: 4
  • Zout: veel
  • Azijn: ruim een 1 liter (witte wijnazijn of natuurazijn)
  • Keulse pot
  • Varkensblaas

De laatste twee ingrediënten kunnen desgewenst worden vervangen door een weckpot van 1,5 liter met deksel.

Aan de slag

Ingredienten sambal
Dit recept vraagt om een slappe pekel. Pekelwater is water dat volledig verzadigd is met zout. U maakt het door aan kokend water net zo veel zout toe te voegen tot het niet meer wordt opgenomen. Dat is gemiddeld 100 gram zout per liter water. Voor slappe pekel mag wat minder zout worden gebruikt. Uw Archiefkok gebruikte zeezout, maar dat was omdat dat op voorraad was. U kunt elke soort zout gebruiken.

Schil de komkommers met een dunschiller (of de kaasschaaf) en snijdt ze in plakjes. Uw Archiefkok koos voor plakjes van een halve centimeter dik, maar veel dunner mag ook. Leg de plakjes een half uur in het pekelwater. Giet de pan leeg boven een vergiet en strooi flink zout over de komkommer. Laat het zo een paar uur staan.

Breng de azijn aan de kook, ontdoe de sjalotten van de buitenste schil en was de pepers. Doe dan de komkommer, de sjalotten en de pepers in de pot en giet er de kokende azijn op. Volgens het recept moet de pot daarna spoedig worden toegestopt met een blaas. Dat kunt u natuurlijk ook doen, maar de moderne maatschappij biedt ons gelukkig ook goed sluitende weckpotten.

Aan tafel

sambal

Als het op de schaal van Scoville aankomt is uw Archiefkok niet echt een dappere. In mijn koelkast is geen potje sambal te vinden. Komkommer in het zuur daarentegen is één van mijn favorieten. Nadat het geheel twee dagen had getrokken, wilde ik dan ook erg graag een plakje proeven. De pepers waren er heel in gegaan, hoe pittig kon het zijn? Nou, best wel pittig dus. Er hoefde niet meteen geblust te worden, maar er zat een aardige kick in die komkommer. En dat al na twee dagen. De komende tijd zal de smaak alleen nog maar scherper worden. En het is maanden houdbaar. De toekomstige dinergasten van de Archiefkok weten dus wat hen te wachten staat.

Links

Archiefstuk waaruit dit recept afkomstig is

Wiki over chilipeper

VOC en peper

Zure winterkomkommers

Het is eind augustus. Na een prachtige zonovergoten zomer, klettert nu de regen tegen de ramen. In de tram is het druk en moppert iedereen over het vieze weer. Uw Archiefkok niet. Die zou weliswaar liever op de fiets zitten dan in de tram, maar ziet verder alleen maar voordelen. In de vorm van warme truien, chocolademelk, dikke boeken bij warme kachels, gebreide sjaals en natuurlijk wintervoedsel als stamppot, geroosterde wintergroenten, zuurkool met worst, snert en zo nog een paar.

Als het om eten gaat brengt de winter de moderne mens maar weinig ongemakken. Wie geen probleem heeft met het inschakelen van vliegtuigen om ook in januari druiven en sperziebonen te kunnen eten, hoeft maar weinig van de wisseling van seizoenen te merken. Dat daarbij de smaak ondergeschikt is geraakt aan de beschikbaarheid, lijkt maar weinig mensen te deren.

Nog maar vijftig jaar geleden was er ’s winters een stuk minder keuze. Wie niet alleen maar knollen wilde eten, moest actie ondernemen. En die actie bestond niet uit het invriezen van groente (in 1957 had nog maar drie procent van de Nederlandse huishoudens een koelkast, en nog minder procent een vriezer). Nee, aan het eind van zomer sloegen de Nederlandse huisvrouwen massaal aan het inmaken, drogen, zouten en inleggen. Of gaven hun kokkinnen en huishoudsters de opdracht om daarmee te beginnen.

Uit de bewaarde recepten van Johanna Cornelia Cort van der Linden- de Koning kunnen we opmaken dat zij geen kok in dienst had. Alleen voor speciale diners maakte zij gebruik van de kunsten van mevrouw Kuiper-Goutin, die dan vooraf een boodschappenlijstje stuurde. De voorbereidingen voor de winter zal ze dan ook zelf hebben moeten doen.

Johanna trouwde in 1880 met haar 15 jaar oudere achterneef Pieter Cort van der Linden (de latere premier) en kreeg met hem vier zonen. Het gezin woonde een aantal jaren in Groningen waar Pieter hoogleraar Staatshuishoudkunde was, tot ze in 1897 weer terugkeerden naar Den Haag. Daar was Johanna lid van verschillende vrouwenverenigingen en was ze actief voor Pro Juventute, een vereniging die als een voorloper van de jeugdzorg kan worden gezien. Daarnaast legde ze, zoals het elke Haagse dame betaamde, haar visites af en had ze ongetwijfeld ook haar vaste jour om bezoek te ontvangen.

Tijdens zulke bezoeken werd er altijd een hoop lekkers geserveerd. In haar kookboek vinden we dan ook recepten voor appelbeignets, tulband, zandtaart en kaneelwafelen. Op die recepten komt de Archiefkok graag nog een keer terug (al was het maar omdat Koningin Wilhelmina en haar dochter Juliana ook ooit bij Johanna kwamen proeven) maar nu volgen we Johanna’s goede voorbeeld en gaan we komkommers inleggen voor de winter.

Recept

Recept komkommers

Johanna legt hele komkommers in het zuur. Dat brengt het logistieke probleem met zich mee dat u en ik nog maar moeilijk aan een pot kunnen komen waar een hele komkommer inpast. Uw Archiefkok vond kleine komkommers op de markt en gebruikte die. Als u die niet kunt vinden, neem dan vier grote en halveer ze.

  • Ruim 26 uur
  • 8 kleine komkommers
  • Veel zout
  • Ruim een liter witte wijnazijn (met een flesch wordt 0,8-0,88 liter bedoeld)
  • 25 gram gekneusd mosterdzaad (een lood is 10-15 gram)
  • 25 gram gehakte sjalot
  • 25 gram gehakte Spaanse peper
  • Kurkuma
  • Stukje fijn gesneden gember (de Archiefkok gebruikte een stukje van 2 centimeter)
  • Scheut zonnebloemolie (optioneel)
  • Weckpot van 1,5 liter met deksel.

Aan de slag

Ingredienten komkommers

Schil de komkommers met een dunschiller (of de kaasschaaf) en leg ze in een schaal of diep bord. Bestrooi ze flink met zout en zet weg. De komkommers moeten nu 24 uur zo blijven staan. Als de 24 uur om zijn, moeten de komkommers in een vergiet nog uitlekken. Hoe lang staat er niet bij. Uw Archiefkok gaf het nog twee uurtjes.

Zodra de komkommers in het vergiet gaan, begint u aan de azijn. Breng in een pan de azijn aan de kook met het mosterdzaad (gekneusd in de vijzel of reeds gemalen mosterdpoeder), de gehakte sjalot en Spaanse peper, de fijn gesneden gember en een flinke snuf kurkuma (daar wordt het mooi geel van). Laat dit geheel een kwartiertje koken en laat het dan afkoelen. Let op: als u hier een houten pollepel in steekt, is ‘ie voor altijd geel.

Haal de komkommers uit het vergiet en droog ze goed af. Stop ze in de weckpot (eventuele steeltjes mooi omhoog) en giet de afgekoelde azijn erop. Om het goed af te sluiten gebruikte Johanna een flinke scheut olie. Dan komt er een mooi laagje op. De Archiefkok vond dat ook wel mooi en deed dat ook. Nodig is het niet, de deksel van de weckpot sluit voldoende af.

Je kunt de komkommers heel lang bewaren. Wacht in ieder geval een week met proeven. Dan kunnen de smaken even echt goed in de komkommer trekken.

Aan tafel

IMAG2292

Het geel van de kurkuma is zo overheersend dat de komkommers door het glas bijna niet te ontwaren zijn. Deze ingelegde komkommers zijn dan helaas ook geen mooi verjaardagscadeautje. Op het bord daarentegen is het wel weer leuk dat dit geen plakjes zijn, maar een heel komkommertje. Maar laat mij u wel even waarschuwen voordat u een hapje neemt: dit smaakt niet zo fris en zacht als verse komkommer. Dankzij de Spaanse peper, de sjalotten, de gember en het mosterdzaad wordt het met deze jongens een heerlijk warme winter.

 Links