Arepa di pampuna

Zoals sommigen van u misschien al weten, is uw Archiefkok net teruggekeerd van een vijfweeks verblijf op Curaçao. Daar was ik niet om te snorkelen en te luieren op hagelwitte zandstranden (ok, ok, een beetje misschien) maar om te helpen bij het opzetten van een archiefopleiding. Daarom sliep ik ook niet tussen de rest van de Nederlanders in één van de luxe resorts aan de kust, maar midden in het mooie oude centrum van Willemstad.

Dat oude centrum, Punda, is gebouwd achter het Fort Amsterdam dat de West-Indische Compagnie in 1635 optrok om de haven van het eiland te beschermen. De Nederlandse invloed is hier dan ook goed te zien. Zo zijn de huizen gebouwd van Hollandse bakstenen en rode dakpannen, die per schip uit Nederland werden aangevoerd, en voorzien van een puntdak. Dat dit type dak ontworpen was om niet in te storten bij stevige sneeuwval en totaal ongeschikt was voor de tropische warmte van Curaçao, mocht de pret niet drukken.

De WIC had zijn oog op het eiland laten vallen als uitvalsbasis voor de kaapvaart. Er was een natuurlijke en beschermd gelegen haven en nadat de Portugezen in 1654 de Nederlanders uit Brazilië hadden verjaagd, was Curaçao de laatste post die de WIC nog had in ‘de West’. Vanaf de jaren zestig van die eeuw werd het eiland echter gebruikt voor lucratievere doeleinden. Het werd een doorvoerhaven voor de slavenhandel. De WIC kocht en roofde mensen van de kust van West-Afrika en vervoerde ze naar Curaçao, van waar handelaren ze verder vervoerden naar Noord- en Zuid-Amerika en andere eilanden in het gebied.

De slavenhandel en het besluit van de WIC dat iedereen in Willemstad welkom was om handel te drijven, maakte van Curaçao in korte tijd één van de rijkste eilanden in het gebied. Handelaren kwamen van heinde en ver en een groot aantal van hen vestigde zich er ook. Zo werd het eiland onder andere een toevluchtshaven voor uit Spanje en Portugal verdreven Sefardische Joden. De synagoge die zij in de zeventiende eeuw op het eiland bouwden, is tot op de dag van vandaag in gebruik en de oudste nog bestaande synagoge in het Caraïbisch gebied.

Al die buitenlandse invloeden uit Europa, Amerika en Afrika hadden hun invloed op de cultuur van Curaçao. Waar de bouwstijl eerst Nederlands was geweest, deden er steeds meer Spaanse invloeden hun intrede. Zo werden galerijen gebouwd om de zon uit het huis te kunnen weren en werden de huizen, die ondertussen gebouwd werden van het lokale koraalsteen, witgekalkt. De vrolijke kleurtjes kwamen pas later. De taal die ontstond, het Papiaments, had oorspronkelijk nauwelijks Nederlandse maar des te meer Spaanse, Portugese en Engelse invloeden.

Het bestaan op Curaçao veranderde echter radicaal na de afschaffing van de slavernij in 1863. Het belang van de haven boette in en veel inwoners vertrokken naar andere eilanden om werk te zoeken. De Nederlanders bleven achter en vanaf dat moment werd ook de Nederlandse invloed groter. Dat werd nog sterker nadat in 1914 olie werd ontdekt voor de kust van Venezuela en de Shell een grote raffinaderij op het eiland bouwde. Die trok niet alleen veel lokale werknemers, maar ook vele Nederlandse ingenieurs die zich met hun gezinnen op het eiland vestigden.

De Nederlandse bevolking op het eiland groeide ook door de komst van Nederlandse bruiden. Jonge mannen van goede komaf gingen al vanaf de negentiende eeuw naar Nederland om te studeren en deden daar niet zelden een Nederlandse echtgenote op. Voor wie nog nooit over de grens was geweest, kon het een moeilijke overgang zijn. Niet alleen door de warmte, de veelheid van culturen en het Papiaments dat op straat gesproken werd, maar ook door het onbekende eten. De Curaçaose keuken is al net zo’n mengelmoes als de taal en van de lokale ingrediënten hadden de meeste dames nog nooit gehoord.

Wie een kok in dienst had, had daar natuurlijk niet zo’n last van, maar vanaf de vroege twintigste eeuw konden steeds minder mensen zich dat veroorloven. De Nederlandse dames moesten dus zelf aan de slag om hun gezin te eten te geven. Om hen te helpen, gaf de Curaçaose vereniging van huisvrouwen in 1943 het kookboek Uit de Curaçaose Keuken uit. Het boek was volledig gebaseerd op lokaal verkrijgbare ingrediënten (waaronder schildpad en leguaan) maar gaf geen hoeveelheden aan. Een Curaçaose ‘kokki’ deed namelijk alles op het oog en naar smaak van de familie. Tegenwoordig is het boek nergens meer te krijgen, maar het Nationaal Archief van Curaçao werkt aan een heruitgave.

Recept

Op Curaçao eet men vaak tussen de middag warm en één van de beste plekken om dat te doen is in de Marshe Bieu, de Oude Markt. Daarin vindt men kleine restaurantjes waar nog op traditionele houtskoolvuren wordt gekookt en waar voor een klein bedrag een groot bord vol stoofvlees of gebakken vis gegeten kan met een keuze uit rijst, bonen, aardappelpuree of funchi, een puree van maïsmeel. Na zo’n bord kon uw Archiefkok meestal letterlijk geen pap meer zeggen. Tot ik door een stamgast werd gewezen op het bestaan van de arepa di pampuna, de pompoenpannekoek.

Arepa di pampuna hebben magische krachten. Zodra je het eerste, heerlijke zoete hapje in je mond neemt, maakt je maag namelijk op wonderbaarlijke wijze ruimte om de hele arepa te accommoderen. En misschien wel twee. Ik was dan ook bijzonder gelukkig toen ik het recept ervan in Uit de Curaçaose Keuken aantrof. Zonder hoeveelheden uiteraard dus het onderstaande is gebaseerd op mijn eigen pogingen:

  • 300 gram pompoen in stukjes
  • 300 ml melk
  • 2 eieren
  • 150 gram bloem
  • 100-150 gram suiker naar smaak
  • 150 gram rozijnen
  • Paar fikse snuiven kaneel
  • Boter

Aan de slag

Breng de pompoenstukjes aan de kook met een klein laagje water en laat ze in een kwartier tot twintig minuten gaar koken. Het wordt puree, dus let op dat het aan het eind niet verbrandt. Laat de puree afkoelen.

Klop in een kom twee eieren en voeg daaraan de pompoenpuree en de melk toe en roer goed door. Voeg daarna in kleine beetjes bloem door terwijl u klopt met een garde. Het beslag moet dikker zijn dan gewoon pannekoekenbeslag. Roer dan de suiker, rozijnen en de kaneel erdoor.

Zet een grote koekepan op het vuur en smelt er een klont boter in (niet te zuinig zijn, de boter is belangrijk voor de smaak en bovendien is dit recept door die pompoen hartstikke gezond). De arepa worden gebakken als drie-in-de-pan dus schep met een grote lepel drie kleine beetjes beslag in de pan en zorg dat deze elkaar niet raken. Bak op hoog vuur tot de onderkant een beetje bruin is en draai het vuur dan laag tot de bovenkant is gedroogd. Dan kunt de arepa omdraaien en op hoog vuur nog even bruin laten worden. Herhaal tot het beslag op is.

Aan tafel

Wie dit recept volgt, krijgt masha dushi arepa di pampuna. Daar is geen twijfel over mogelijk. Ze bezitten zelfs diezelfde magische krachten want ik heb er net zeker vijf achter elkaar opgegeten. Maar toch mist er iets. Ze smaken niet zo fantastisch als die van Zus in de Marshe Bieu. Is het de warmte, is het de sfeer, zijn het de geuren van de houtskoolvuren? Deels waarschijnlijk, maar ik vermoed dat de oorzaak er vooral in zit dat deze Archiefkokki nog heel veel moet oefenen en variëren voordat ze zich een Curaçaose kokki mag noemen. Misschien wat meer pompoen, misschien een beetje zout, misschien wat meer of minder suiker? Gelukkig ga ik in het najaar weer terug naar Willemstad voor meer onderzoek.

Een gedachte over “Arepa di pampuna

Plaats een reactie