Rode en gele letters

De pepernoten liggen elk jaar vroeger in de winkel. Dit jaar zelfs in juli al, toen de Jumbo in Appingedam besloot gehoor te geven aan de ‘vroege honger naar pepernoten’ in het dorp. En hoewel dat natuurlijk heel fijn was voor hen met onstilbare trek, schudde de rest van Nederland afkeurend het hoofd. Pepernoten, midden in de zomer! De Sint moest eens weten.

Maar waarom eten we eigenlijk pepernoten met Sinterklaas? En waarom alleen dan (tenzij u in Appingedam woont)? En waarom eten we dan ook speculaas, chocoladeletters, chocolademunten, marsepein, taaitaai, kikkers en muizen en zo nog wel wat zaken waar we de rest van het jaar niet naar talen? De Archiefkok ging op onderzoek uit en ontdekte dat werkelijk elke lekkernij terug te voeren is tot de Sint zelf of de viering van zijn feest.

Over de bisschop van Myra (overleden op 6 december van het jaar 340) gaan al sinds de vroege middeleeuwen de wildste verhalen rond. Eén daarvan, waarin hij drie armlastige meisjes redde van de prostitutie, verklaart ongeveer de helft van ons Sinterklaassnoep. Nicolaas strooide (strooigoed) met geld (chocolademunten) om de drie aan een bruidsschat te helpen. Hij werd daarmee de beschermheilige van de jongeren die een goed huwelijk wilden sluiten. Zijn beeltenis in koek (speculaas, toen heiligmaker genoemd) werd gebruikt om een huwelijksaanzoek te doen. Maar als je taaitaai kreeg van de man van je dromen, kon je het wel vergeten.

Omdat Sinterklaas door een andere legende de beschermheilige van de scholieren was, werd de viering van zijn sterfdag een kinderfeest. Maar die Sint, die via de schoorsteen cadeautjes in je schoen stopte, was niet zo zachtaardig als de goedheiligman die wij nu kennen. Wie stout was geweest, of niet in hem geloofde, kreeg zout in de schoen of een afschrikwekkend beest (kikkers en muizen).

Al dat lekkers werd eeuwenlang verkocht op zogenaamde Sinterklaasmarkten. Deze kermissen waren dé gelegenheid voor huwbare jongens en meisjes om elkaar te treffen. Maar er werd ook veel gedronken en het liep regelmatig uit de hand. In het calvinistische Nederland gingen elk jaar dan ook weer stemmen op om deze Roomse markten te verbieden. Dat gebeurde uiteindelijk pas in de negentiende eeuw. De lekkernijen kocht men voortaan bij de bakker die op 5 december ’s avonds open was en warme chocolademelk serveerde.

Het was ook in de negentiende eeuw dat de letters (eerst van bankéhét en later van chocolade) hun intrede deden bij de viering van Sinterklaas. Vanaf toen werd het gebruikelijk om cadeautjes te verpakken. Niet individueel met cadeaupapier,maar alles onder een groot laken. Om aan te geven welke mysterieuze bult voor wie was, werden de eerste letters van de namen gebruikt.

Lettergebak zelf is al veel ouder. De Romeinen leerden hun scholieren ermee lezen en schrijven. Wie zijn zin correct had gespeld, mocht ‘m opeten. Dit was ook op kloosterscholen in de Middeleeuwen heel gebruikelijk. Deze traditie werd in de twintigste eeuw voortgezet met lettervermicelli. Wie wil weten hoe dat lettergebak eruit zag, kan het zien op een schilderij van Peter Binoit uit 1615. Op dit stilleven schilderde hij naast het gebruikelijke gebraden gevogelte, het brood en de kaas ook een hele stapel donker en lichtgekleurde letters. Zijn eigen initialen zijn het duidelijkst te zien.

Dit recept voor Geele of rode suijckerde letters komt uit 1717. Van wie het boekje was is niet bekend, maar het werd in 1843 cadeau gegeven aan de vijftienjarige Agatha Maria van Vredenburch door haar tante en naamgenote Agatha Maria Beelaerts van Blokland – Van Vredenburch als “gedenkteken van voorouderlijke huishoudelijke zorgen”. Tante gaf in datzelfde jaar ook een kookboek aan Agatha’s zusje Adriana Wilhelmina. Adriana trouwde met de directeur van het Koninklijk Huisarchief Jan Willem Van Sypesteyn. Beide boekjes bevinden zich nu in het archief van deze familie.

Recept

Recept letters

De Archiefkok vond in drie archieven recepten voor letters. Waarschijnlijk komt dit recept voor gele en rode letters het meest in de buurt van de letters van Binoit. Maar er zijn ook recepten voor citroenletters, witte letters en lettergebak in het algemeen.

De gele letters worden gemaakt met saffraan, de rode met roobolus. Het duurde even voordat uw Archiefkok had ontdekt dat we dat nu kennen onder de naam rode bolus, een ingrediënt voor goudverf. Het bestaat volledig uit klei en is dus puur natuur. Al is het even slikken om wat gemalen klei door het deeg te kneden.

  • Bloem: 1000 gram
  • Suiker: 1000 gram
  • Kaneel: 40 gram (of 3 gram gemalen kruidnagel)
  • Eieren: 3 stuks, geklopt
  • Rozenwater: 5 tot 8 eetlepels
  • Verse Gember: 3 gram
  • Eventueel wat citroenschil
  • Boter: ongeveer 200 gram, maar zo min mogelijk

Als u de helft rood en de helft geel wilt:

  • Rode bolus: 12 gram (verkrijgbaar bij de Archiefkok, die heeft nog genoeg over)
  • Saffraan: minstens 3 gram

Aan de slag

INgredienten letters

De Archiefkok maakte dit deeg in tweeën. Eerst de ene helft met de rode bolus en daarna de andere met saffraan. De kleurstoffen eerst fijn gewreven in de vijzel met wat rozenwater. Dan komt de kleur er echt uit. De rode letters werden gekruid met kaneel, de gele met kruidnagel.

Verwarm de oven voor op 160 graden.

Roer alle droge ingrediënten met de eieren, de kleurstof en het rozenwater door elkaar. Voeg dan langzaam steeds een beetje boter toe. Door de boter lopen de letters uit in de oven. Hoe minder boter u toevoegt, hoe beter de letters hun vorm houden. Kneed tot u een soepel deeg heeft.

Neem steeds een klein bolletje, rol er een sliert van en vorm letters naar keuze. Druk de letters een beetje plat op de bakplaat en maak een mooie vorm. Uitrollen en uitsteken kan natuurlijk ook. Eventueel kunt u ze versieren met extra bolletjes en sliertjes deeg, gemalen amandelen of waar u maar zin in heeft.

Bak de letters twintig minuten. De extra creatieveling versiert ze daarna nog wat extra met bijvoorbeeld bladgoud.

Proeven

Letters

Uw Archiefkok is niet zo van de versiering en wilde een strak lettertype produceren. Dat viel na het bakken helaas toch wat tegen. Net als het kleurverschil trouwens. Ik zou het eerder lichtbruin en donkerbruin noemen, dan geel en rood. Zeker niet zo mooi als de letters op het schilderij van Binoit. Maar een kniesoor die daar op let: het zijn koekjes, in de vorm van letters!

De dichtheid van de letters is wel een probleem. De enorme hoeveelheid suiker maakt de letters nogal hard. Niet oneetbaar, maar als u niet zo’n sterk gebit heeft, kunt de ratio bloem-suiker beter iets aanpassen. Dat is nog steeds historisch verantwoord want in andere oude letterrecepten is de verhouding vaak een kilo bloem op 750 gram suiker.

Dat uitproberen kan ik u trouwens wel aanraden. Niet alleen is dit heel leuk om te doen, de smaak van de letters is ook uitstekend. Zowel de gele als de rode letters zijn heerlijk pittig. Het gemiddelde cijfer van de jury kwam dan ook uit op een acht. Al had dat vast ook te maken met het verhaal en dat ze allebei de eerste letter van hun eigen naam kregen.

Links

Archiefstuk waaruit dit recept afkomstig is

Schilderij van Peter Benoit

Legendes over Sint Nicolaas

Queengelei

Grote kans dat u bij het lezen van de titel van dit blog even Koningin Elizabeth II voor u zag. En dat u dacht dat uw Archiefkok deze week iets heel koninklijks (of juist iets heel onsmakelijks) had klaar gemaakt. Allebei niet het geval.

Het woord queen komt voor in bijna alle kookboekjes die ik vind. Toen ik zes maanden geleden het eerste boekje opensloeg en queengelei zag staan, bladerde ik snel verder. Net als u had ik koninklijke associaties, zij het met koninginnen van een eeuw ofzo eerder, en dacht ik dat het hier ging om een stuk vlees of vis in drillerige gelei. Niet een gerecht waar ik als aspirant Archiefkok mijn tanden in wilde zetten.

Pas toen ik het recept maar bleef tegenkomen, er een stukje van ontcijferde en las dat je de queen in stukjes moest snijden (??!), begon het me te dagen dat er hier iets anders aan de hand was. En dat kennis van het Engels niet altijd handig is. Het gaat hier namelijk niet om de Engelse queen, maar om een stuk vergeten fruit dat in goed Nederlands kwee wordt genoemd.

De afgelopen jaren zijn we bekogeld met vergeten groenten (er is zelfs een stichting voor opgericht) maar dat we in de afgelopen eeuwen ook een hoop fruit zijn kwijtgeraakt, daar hoor je zelden iemand over. Het aantal pruimensoorten is afgenomen, het juttepeertje kennen we alleen nog van het meneertje en eet u nog wel eens mispels?

De kweepeer is er ook zo één, zij het dat deze vrucht uit de rozenfamilie hard op weg terug is naar onze keukens. Omdat hij in Nederland weinig wordt geteeld, is ‘ie echter niet makkelijk te krijgen. Ik heb me zelfs laten vertellen dat er groente- en fruit boetieks zijn, waar u 2,50 euro de kwee betaalt. Als dat bij u in de buurt ook het geval is, vraag dan even rond bij vrienden met grote tuinen of zij een boom hebben met oneetbare, harde, zure vruchten die ze elk jaar weggooien. Grote kans dat dat kweeperen zijn. Rauw zijn ze namelijk oneetbaar.

Met één raadsel opgelost, bleef ik echter nog met een ander zitten. Hoe komt dat beestje aan die vreemde naam? Wat nu volgt is dan ook een uitgebreid staaltje etymologie. Als dat u niet interesseert, sla de volgende alinea’s dan over en ga rechtstreeks naar het recept.

De Latijnse naam van de kweepeer is de Cydonia Oblonga. Oblonga slaat op de vorm, die langgerekt is (al zijn er ook ronde kweeperen) en Cydonia op Kudonia, de stadstaat op Kreta waar deze peer onder andere groeide (al komt hij oorspronkelijk uit de landen rond de Kaspische Zee). Toen de Romeinen het voor het zeggen kregen, werd Kudonia dus Cydonia en dat werd vanaf ongeveer de zesde eeuw weer uitgesproken als Quidonia.

Van dat Quidonia zijn de meeste Noord-Europese namen voor de kwee afgeleid. In het Engels in het quince, in het Duits quitte, in het Zweeds kvitten en in het Nederlands dus quede/quee/kwee. Heel anders is het in Zuid-Europa. Zo heet de vrucht in Portugal marmeleiro, waar ons woord marmelade van is afgeleid. Dat was oorspronkelijk dus kweeperengelei.

Recept

Recept Queengelei

Dit recept is afkomstig uit een kookboekje dat ik vond bij het Noord-Hollands Archief in het archief van de familie Van Sypesteyn te Haarlem. Hierin bevinden zich een aantal kookboekjes van Adriana Wilhelmina van Vredenburch (1824-1910). Het oudste dateert uit 1727 en werd haar in 1843 cadeau gedaan door haar tante Anna Marie van Vredenburch, getrouwd met Frans Beelaerts van Blokland. Dit recept komt uit een boekje dat Adriana zelf bijhield.

  • Kweeperen: 2 pond (960/1000 gram)
  • (Regen)water: 2 pond (960/1000 gram)
  • Suiker: 3,5 vierendeel (420/437,5 gram)
  • Citroen: ½ (schil geraspt en uitgeperst)
  • Kaasdoek of nieuwe (nooit gewassen) theedoek: 1

Aan de slag

IMAG3888

Kweeperen zijn verschrikkelijk moeilijk te schillen. Gelukkig wist Adriana dat ook al en gaan de kweeperen met schil en klokhuis en al in de pan. Dat geeft ook veel meer smaak. Let wel op dat u de pitten heel laat, daar zit blauwzuur in. In een zeer kleine hoeveelheid weliswaar, maar u wilt toch niet het risico lopen dat u een iemand een heerlijk potje gif cadeau doet.

Boen de kweeperen schoon, met een doekje en daarna onder de kraan, en snij ze in kleine stukjes. Zet ze op met het water en kook ze tot ze murf (murw) zijn. Na twintig minuten zijn ze al best zacht, maar een uur is beter.

Zet een vergiet op een grote pan, leg de doek erin en giet de gekookte kweeperen erin. De experts zullen zeggen dat u de peren nu uren moet laten uitlekken en de doek zeker niet uit moet uitknijpen. Adriana is dat niet met ze eens. Die zegt dat je de pulp door de doek moet wrijven en daarna het vocht nogmaals door een doek moet zeven. Dat heb ik gedaan en het vocht was prachtig helder.

Zet een pan op met de suiker, de citroenrasp en het sap en laat dat langzaam vloeibaar worden. Niet donker! Doe het vocht van de kweeperen erbij (de pulp mag weg) en laat inkoken.

Kweeperen bevatten van zichzelf veel pectine en er moet dus al snel gelei ontstaan. De ene kweepeer is echter de andere niet. Bij mij ging het niet zo snel en ik heb de gelei een half uur laten inkoken. Daardoor werd de kleur wel prachtig donkerrood. Als u niet zo veel geduld heeft, kunt u in plaats van gewone suiker ook speciale geleisuiker gebruiken, dat bevat extra pectine.

Hoe weet u of het klaar is? Laat een druppel vallen op een (tinnen) bord en haal uw vinger er doorheen. Loopt de gelei terug? Dan moet het nog even koken. Blijven de lijntjes gescheiden, dan is de gelei klaar. Giet in uitgekookte glazen potten en sluit af met de deksel.

Aan tafel

En wat gaat u nu doen met die vier potten kweeperengelei? Die gaat u opeten met kaas. Heel veel kaas. Oude kaas, geitenkaas, blauwaderkaas, kweeperengelei smaakt bij allemaal heerlijk. Glaasje rode wijn of port erbij en laat het dan buiten maar stormen. Lekker, herfst!

Kweeperengelei

Links