Magere soep voor vette tijden

‘Op televisie zijn alle Ethiopiërs dik’ schreef Olaf Tempelman eerder deze week in de Volkskrant. Dat dat bepaald geen afspiegeling is van de Ethiopische samenleving mag duidelijk zijn. Alleen de allerrijksten van het land kunnen zich veroorloven overvloedig te eten. De televisie werkt er echter net zoals bij ons: het toont een voor de meeste mensen onbereikbaar schoonheidsideaal.

Dat in Nederland slank al decennialang de mode is, is niet verwonderlijk. We hebben al bijna zeventig jaar eten in overvloed en velen van ons hebben moeite er af te blijven. Wie dat wel lukt, wordt alom geprezen (en komt in aanmerking voor een televisiecarrière). Voor uw Archiefkok is dat een moeilijk te verteren gang van zaken. Niet omdat ik op televisie wil (dan moet er eerst een paar kilo af) maar omdat de recepten die ik u voorschotel uit een tijd stammen dat die slanke lijn een teken van pure armoede was. Meestal zit er in één gerecht meer boter dan een gemiddelde soapactrice in een jaar eet.

Als ik dan eens wat slanks voor u wil koken, kom ik altijd uit bij het archief van het Voedingscentrum. Dat zette ons in de jaren zeventig op dieet met weinig fantasievolle gegrilleerde [sic] karbonades, salades met vetarme dressing of een in een minuscule hoeveelheid margarine gebakken kipfilet. Daar zouden u en ik ongetwijfeld van afvallen, maar smakelijk is anders en een goed verhaal heb ik er ook al niet bij.

Daarom heb ik mij deze keer gewend tot een oude culinaire vriend: Maarten baron van der Goes van Dirxland. Eén van de weinige mannen die zich in de achttiende eeuw tot het schrijven van een kookboek zette. Hij gaf het de prachtige titel ‘Tot smullen uitgedagd’. Dat zijn recepten niet altijd om te smullen zijn, ontdekten we al eens bij het proeven van zijn behoorlijk vieze aardappeltaart en niet zo smakelijke rundvlees in azijn. Over zijn leven hebben we het echter nog nooit gehad. Zijn magere bonensoep is een mooie gelegenheid die omissie goed te maken.

Portret van Maarten met arm op Napoleontische wijze
Bron: Rijksinstituut voor Kunsthistorische documentatie

Maarten van der Goes 

Als zoontje van de burgemeester van ’s-Gravenhage had Maarten van der Goes een goede start in het leven. Hij zou al op zijn achttiende benoemd zijn tot secretaris van die stad. Zijn ambities rijkten echter verder. Hij verliet Den Haag en werkte als  gezant van stadhouder Willem V onder andere aan het Deense en Spaanse Hof.

Een groot aanhanger van de absolutistische stadhouder was hij echter niet. De Franse verlichtingsidealen spraken hem meer aan. Nadat de stadhouder door de Franse en patriottische legers was verdreven, besloot hij zich dan ook in te zetten voor de nieuwe, meer democratische,  Bataafse Republiek, die geleid werd door de Nationale Vergadering. Hij werd agent en later secretaris van Buitenlandse Zaken. Nadat Napoleon de republiek inlijfde bij zijn Franse Rijk, schopte hij het zelfs tot minister.

Dat Maarten voor zijn werk veel reisde, zien we ook in zijn kookboek. In 1796 schreef hij op de titelpagina dat het boek in Holland was geboren en daarna een verdere ‘opvoeding’ had gekregen in Duitsland, Denemarken, Engeland, Spanje en Frankrijk. Omdat hij en zijn vrouw Geertruida in elf jaar huwelijk geen kinderen hadden gekregen, meldde hij ook vast dat het na zijn dood ter hand gesteld moest worden aan neefje Carel van der Goes.

Hoe Maarten aan zijn recepten kwam, weten we helaas niet. Alleen bij een maagdrank heeft hij geschreven dat het van geneesheer Kretsmar afkomstig was. Ontfutselde hij de chefs van buitenlandse koningen hun geheimen? Liet hij zijn vrouw haar vriendinnen uithoren? In elk geval liet hij haar het “vruchtgebruik” van de recepten, wat waarschijnlijk inhield dat zij met de keukenmeid het menu van de dag mocht bespreken.

Lang heeft ze dat overigens niet kunnen doen. Geertruida de Eerens overleed in 1803 waarna Maarten trouwde met de veel jongere Constance Louise de Bosset. De Nederlandse ambassadeur in Parijs Rutger Jan Schimmelpenninck keek er hoofdschuddend naar. Vergeleken met de waardige Geertruida vond hij Constance maar een leeghoofd en hij noemde haar een nuffig en nietig vrouwtje dat als geen ander de verveling kon uithangen. Volgens hem was Maarten met haar ‘gefopt’ en had hij zich niets dan onaangenaamheden op de hals gehaald.

Zelf lijkt Maarten er anders over gedacht te hebben. Constance gaf hem een zoon die Louis Napoleon werd gedoopt, naar de koning. Het jonge gezin woonde op de buitenplaats Oostbroek, op de grens van Den Haag en Loosduinen. De laatste boerderijen van die hofstede maakten in 1929 plaats voor wat nu de De la Reyweg is. Maarten genoot van het familieleven en hield in de periode 1808-1810 een dagboek bij van hun huiselijk leven. In 1814 werd hij door de, als Koning Willem I teruggekeerde, stadhouder in de adelstand verheven.

Laatste boerderij van buitenplaats Oostbroek in 1929
Bron: Haags Gemeentearchief, Hans Nieuwenhuis

In 1826 overleed Maarten op het kasteel Ter Noot (waar eeuwen later toevalligerwijs het ministerie van Buitenlandse Zaken zou verrijzen). Louis Napoleon erfde de titel baron van der Goes van Dirxland en waarschijnlijk ook de recepten. Nadat de mannelijke lijn van de Van der Goes van Dirxland in 1945 was uitgestorven, werd het archief van de familie inclusief kookboek door een ver familielid aan het Algemeen Rijksarchief geschonken.

Recept

Door al die staatsbanketten zal Maarten ongetwijfeld niet de slankste zijn geweest. Op zijn portret zien we dan ook een kleine onderkin. Een dieet was echter niet nodig, dik was de mode. Maar in de vastentijd deed iedereen wel een stapje terug. Dan werd er bijvoorbeeld minder vlees gegeten. Zo’n vegetarisch recept wordt altijd omschreven als ‘mager’. Dat er hele hompen boter in verdwenen, telde blijkbaar niet mee.

  • 500 gram droge witte bonen
  • 2 grote uien
  • 1 prei
  • Vijf stengels bleekselderij
  • Flinke hand peterselie
  • Vier kruidnagels
  • Boter
  • Brood

Aan de slag

Spoel de witte bonen af onder de kraan en laat ze een nacht weken in ruim water.

Pel de uien en steek er de kruidnagels in. Snij de prei en de bleekselderij in grove stukken en was deze.

Doe alles bij elkaar in de pan, voeg een liter water toe,  breng aan de kook en laat een kleine twee uur koken.

Na het koken, giet u de soep door een zeef en laat de bonen en groenten even uitlekken. Van Maarten mag u dit niet te lang doen. We gaan voor een heldere bouillon, niet voor een dikke pureesoep.

Snij ondertussen het brood in reepjes en zet een koekenpan op het vuur met een flink stuk boter en een klein beetje bloem. Bak daarin de broodreepjes.

Doe het brood in een soepbord en schep de bouillon erover.

Aan tafel

Eerlijk is eerlijk, uw Archiefkok had vooraf geen grote verwachtingen van de magere bonensoep. Wat Maarten smullen vond, vinden we tegenwoordig niet echt hoogtepunten van de gastronomie. U kunt er de aardappeltaart nog eens bij pakken. Verrassend genoeg blijkt deze bonensoep wel heel lekker. De bonen maken de bouillon zoetig en de kruidnagel geeft het geheel een beetje pit.

Wat we echter missen, is zout. Misschien was Maarten niet zo’n zoute eter of bakte zijn huishoudster het brood in zoutere boter dan we vandaag gewend zijn, voor onze smaak is deze soep in elk geval te flauw. En mager wordt u er ook niet van. Die in boter gebakken soldaatjes zijn veel te lekker! Op het moment van schrijven heeft uw Archiefkok zich al door drie plakken brood heen gewerkt. Morgen dus toch maar een gekookt stukje kabeljauw van het Voedingscentrum. Of naar Ethiopië verhuizen.

Links

Het kookboek van Maarten is door het Nationaal Archief helemaal gedigitaliseerd

Artikel van Olaf Tempelman (alleen voor abonnees)

Meer over de Bataafse Republiek

Meer over Koning Lodewijk Napoleon

Ciroop van citroenen

De moderne mens heeft het maar zwaar. Er moet geworden gewerkt, het huishouden moet worden gedaan, kinderen opgevoed, het sociale leven op peil gehouden en natuurlijk moet u ook nog die film zien, dat boek lezen, dat nieuwe restaurant uitproberen, uw Facebook status bijhouden en naar het museum voordat die ene prachtige tentoonstelling sluit. Genoeg stress om af en toe eens te verzuchten dat het vroeger toch allemaal stukken beter was.

Uw Archiefkok maakt zich hier ook wel eens aan schuldig. Zeker wanneer de afwas zich opstapelt en de deadlines voor papers en opdrachten beginnen te naderen. Maar op die momenten mag ik graag even door mijn verzamelde archiefrecepten bladeren (hoezo studie-ontwijkend gedrag?) en concluderen dat wij het eigenlijk maar makkelijk hebben. Alles wat we nodig hebben, is immers te koop en hoeft niet door onszelf te worden gemaakt.

Wie een kleine tweehonderd jaar geleden geboren werd, hoefde dan wel niks met Facebook of een tentoonstelling, maar had waarschijnlijk geen moment vrij. Kleren moesten worden gemaakt, versteld, met de hand gewassen en gedroogd. Groenten en fruit moesten worden ingemaakt om ze langer dan een paar dagen te kunnen bewaren en soms zelfs zelf worden geteeld. De apotheek bestond nog niet. Wie hoofd- of buikpijn had, moest zelf middeltjes fabriceren om die pijn te verlichten. En dan heb ik het nog niet eens over echte ziektes. Dan kwam er iemand met bloedzuigers langs (of kreeg u sap van peerdendreck te drinken, zoals uw Archiefkok onlangs vond in een recept voor een medicijn tegen de pleuris).

Huishouden was ook bepaald geen pretje. Geen afwasmachine, geen wasmachine, geen stofzuiger, geen handige spray voor alle oppervlakken. Bovendien werd u geacht uw gordijnen te zwavelen (als u wilt weten hoe, kan ik u de aanwijzingen sturen), vlekken uit de tafel, de vloer en uw kinderen te poetsen zonder stromend water of elektriciteit, uw handschoenen te verven (met verf die u eerst zelfgemaakt had) en uw maaltijden te bereiden op een rokende kachel.

En het mooiste komt nog: de mensen die ruim honderd jaar geleden leefden, vonden het leven ook al veel te druk. De komst van de trein, straatverlichting, de radio, de eerste warenhuizen waar kant en klaar gekocht kon worden, de wereldtentoonstellingen, de opkomst van het toerisme, allemaal vernieuwingen die onze voorouders deden verzuchten dat het vroeger toch allemaal een stuk simpeler en rustiger was. Nostalgie is van alle tijden.

Nu weet u dit natuurlijk allemaal al lang. En bent u heus ook wel blij dat u vandaag leeft en niet in de met zwarte roet bedekte tijden van de industriële revolutie. Want laten we eerlijk zijn, waarschijnlijk hadden u en ik dan in de vuile achterafsteegjes gewoond en niet in de grote huizen aan het plein. Maar af en toe realiseer ik het me weer eens extra. Bijvoorbeeld wanneer ik een recept vind voor limonade en me bedenk dat, behalve melk, wijn en bier, er vroeger geen drinken te koop was. Wie iets zoets wilde drinken, moest het zelf maken. En daar zal in die steegjes geen geld of tijd voor zijn geweest.

Recept

Recept citroensiroop

In het receptenboek Tot smullen uitgedagh van Maarten, baron van der Goes, heer van Dirxland, staan twee recepten voor citroenlimonade. Voor het eerste van die recepten heeft men 45 citroenen nodig, maar zo veel bleken ze bij mijn plaatselijke Plus niet op voorraad te hebben. Gelukkig was er nog een recept waar geen aantal werd voorgeschreven, alleen de verhouding sap tot suiker. U kunt dus net zo veel limonade maken als u zelf wilt. Voor het onderstaande recept zijn acht rijpe citroenen gebruikt.

  • Sap van citroenen: 500 gram
  • Suiker: 500 gram
  • Geraspte schil van de citroenen

Aan de slag

ingredienten citroenlimonade

Rasp de schil van de citroenen en zet deze apart. Pers de citroenen vervolgens uit en weeg het sap. Neem vervolgens precies zoveel suiker als u sap heeft.

Doe het sap en de suiker in een pan en laat de suiker op laag vuur al roerend oplossen. Laat het mengsel dan op hoog vuur even kort flink schuimend koken. Niet langer dan een paar minuten, anders wordt de siroop te dik.

Haal de pan van het vuur en laat de citroensiroop afkoelen. Wanneer u geen velletjes in uw siroop wilt, kunt u deze even zeven door een schone theedoek. Doe daarna de citroenrasp in een zeef en druk boven de siroop de olie uit de schil.

Giet de siroop in een mooie glazen fles en draai de dop erop. Bewaar de siroop in de koelkast en u heeft genoeg voor zeker vijftien glazen frisse limonade.

Proeven

Citroenlimo

Op het moment van schrijven is uw Archiefkok al toe aan haar derde fles citroenlimonade. De eerste fles kwam in de zomer op tafel en dat is natuurlijk ook het beste tijd van het jaar om gekoelde, frisse limonade te drinken. De jury was erg over het drankje te spreken en waande zich weer kind. Jeugdherinneringen aan lang (soms erg lang) vervlogen tijden kwamen boven (vroeger was alles beter) omdat dit de limonade is die we als kind allemaal nog hebben gedronken.

Het grote verschil tussen deze limonade en de siroop die je nu in de winkel koopt, wordt gemaakt door die paar kleine drupjes olie uit de schil. Die geven een licht vettige smaak die de limonade extra lekker maakt. Met een half uurtje werk heeft u zo altijd iets lekkers te drinken in huis. Aangelengd met water uiteraard, al is een scheutje bij gin of rum ook niet vervelend.

Links

Archiefstuk waaruit dit recept afkomstig is

Wiki over Maarten van der Goes van Dirxland

Een boek vol huishoudtips (of beter gezegd: dwingende voorschriften) uit 1925

Aardappelen Taert voor bij de thee

Wie Hollandse Pot zegt, zegt aardappelen. Tot ver in de jaren zeventig van de vorige eeuw  stond er in Nederland bij de warme maaltijd zelden iets anders op tafel dan aardappelen, groente en vlees. En hoewel dat tegenwoordig wel anders is, zegt 51 procent van de Nederlanders nog steeds elke dag aardappelen te eten.

Toch is de aardappel van oorsprong bepaald niet Nederlands. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de eerste aardappelrassen allemaal afkomstig zijn van één plant in Peru. Daar werd het gewas door de Inca’s verbouwd. Echt populair werd de aardappel er echter niet. In Peru eet men vandaag de dag liever rijst met bonen. En geroosterde cavia’s, maar dat terzijde.

De Spanjaarden die in de zestiende eeuw heel Zuid Amerika afstruinden op zoek naar zo veel mogelijk rijkdom, namen ook de aardappel mee naar huis. En hoewel de plant het prima deed in het Europese klimaat en zich ook snel over het continent verspreidde, werd de aardappel niet of nauwelijks als voedsel gezien. Dat het deel van de aardappel dat boven de grond groeit giftig is, deed zijn reputatie weinig goed.

Dit alles begon te veranderen aan het begin van de achttiende eeuw. De aardappel bleek niet alleen best goed te eten, maar ook bijzonder goed te vullen. Dat maakte de aardappel bij uitstek geschikt om de arme bevolking te voedden. Zeker toen vanaf 1755 de graanprijzen in Nederland sterk begonnen te stijgen. Brood, tot dat moment volksvoedsel nummers één, werd onbetaalbaar. Aardappelen kon men zelf telen en bovendien lang bewaren.

De hogere klassen waagden zich in eerste instantie niet aan de aardappel. Zij haalden hun neus op voor deze armelui’s kost. Maar dat veranderde snel. De goede oogsten en de daaropvolgende verkoop van aardappelen in de steden zorgden ervoor dat aardappelen langzaam de meelspijzen van het Nederlandse menu begonnen te verdringen. En niet alleen in de huizen van de armen, maar in alle huishoudens. Rond 1800 was de aardappel het meest kenmerkende bestanddeel van de Nederlandse keuken.

Maar hoe maak je die aardappel nu klaar? Dat je ‘m kon koken was al snel duidelijk, maar in de keukens van de gegoede klassen sloeg menig kok aan het experimenteren. Pap, soep, salades, croquetten, knoedels, met de aardappel bleek alles mogelijk. Ook werd de aardappel gebruikt als meelvervanger in hartige en zoete gerechten. Die zoete gerechten met aardappel zijn nooit heel populair geworden. Waarom eigenlijk niet? Uw Archiefkok zoekt het uit!

Recept

Aerdappelen taert

Dit recept voor Aardappelen Taert is afkomstig uit het kookboek Tot smullen uitgedagh, in 1796 geschreven door Maarten baron van der Goes, heer van Dirxland. Het is het enige kookboek dat ik tot nu ben tegengekomen dat werd bijgehouden door een man. Zelf koken deed hij niet. Hij was de eigenaar van het boek, maar het vruchtgebruik van de recepten gunde hij voor het leven aan zijn echtgenote. Dat hij, een baron nog wel, een recept opschreef met aardappel, geeft wel aan hoe de ster van dit volksvoedsel gestegen was.

  • Gekookte aardappelen:  3/4 oude ponden (360 gram)
  • Boter: 3/8 oude ponden (180 gram)
  • Eieren:  6
  • Gekonfijte sinaasappelschil:  3 loot (36-45 gram)
  • Sukade (gekonfijte citroenschil): 3 loot (36-45 gram)
  • Suiker naar smaak: 100-150 gram
  • Verse gist:  lepel (12 gram)
  • Tulbandvorm

Aan de slag

ingredienten aardappeltaart

Bij eerste lezing was dit recept voor mij echt een mysterie. Niet alleen dat er blijkbaar een zoete taart van aardappelen moest worden gebakken, maar ook dat er een hele lepel gist doorheen moet. Dat is erg veel. En nergens staat dat die gist eerst moet oplossen of dat het deeg moet rijzen. En dan de boter. Die moet er op het laatst worden bijgevoegd, maar niet te heet. Wat niet te heet? De boter? Moet die eerst worden gesmolten?

Uiteindelijk ging me een licht op. Misschien moest het beslag niet te heet zijn als de boter werd toegevoegd, en moest dat dus op het vuur worden bereid. Dan zou in die warmte de gist ook wel oplossen. Zo gezegd, zo gedaan. Hieronder de instructies, maar lees voordat u start eerst het verslag van het eindresultaat.

Verwarm de oven voor op 160 graden.

Prak de aardappels goed fijn, elk klontje ziet u straks terug in de taart. Snij ook de gekonfijte sinaasappelschil , de sukade en de boter in kleine stukjes. Beboter de tulbandvorm.

Zet een pan op laag vuur, doe de aardappelkruim erin , roer er de zes eieren door, de suiker en de sukade en sinaasappelschil. Voeg dan de gist toe, ook in kleine stukjes. Laat het beslag al roerend warm worden. Voeg dan de in kleine stukjes gesneden boter toe en roer tot deze volledig zijn gesmolten en de gist is opgelost.

Giet het beslag in de tulbandvorm en laat de taart drie kwartier bakken op 160 graden. Steek er aan het einde van kooktijd een prikker in. Die hoeft er niet volledig droog uit te komen, maar wel zonder beslag eraan. Komt er beslag mee? Geef de taart dan nog een paar minuten. Laat de taart even afkoelen in de vorm en stort dan op een bord.

Aan tafel

taert             taertje

Uw Archiefkok had stiekem de hoop dat dit recept een hele lekkere cake zou opleveren. Met de eieren en de gist zou de taart vast flink gaan rijzen. Niets bleek minder waar. De taart kwam weliswaar prachtig uit de vorm, maar was compact en vochtig. Net als een aardappeltortilla.

Misschien dat een eitje minder, of het beslag toch even laten rijzen, hier uitkomst kan bieden. Maar dat ga ik niet uitproberen. En waarom niet? Omdat niet alleen de structuur niet zo lekker was, maar ook de smaak niet. En niet dat je nou aardappel proeft, maar ergens klopt er iets niet aan deze taart. Of is het toch vooral het idee? De taert is in ieder geval niet geproefd door een jury, maar opgehaald door de gemeentelijke reinigingsdienst.

Links 

Het volledig gescande kookboek van Maarten baron van der Goes

Quest redacteur Marc Koenen deed in 2010 ook een poging