Oude huizen zijn vaak prachtig. Ze hebben charme, ademen de sfeer van vorige bewoners en kunnen onverwachte schatten bergen achter in de jaren zeventig en tachtig afgetimmerde wandjes en plafonds. Achter diezelfde betimmering kan zich echter ook allerlei horreur schuilhouden waarvan de, door verliefdheid verblinde, huizenkoper het bestaan niet kon vermoeden.
Zo blijken bij uw Archiefkok thuis de stroomleidingen aangelegd door de vloer van de bovenburen. Geen enkel probleem toen deze huizen nog verhuurd werden door de woningbouwvereniging en iedereen zijn meubilair op de kale houten planken zette. Wel lastig als er iets kapot gaat in tijden van laminaatvloeren en inbouwkasten. En nog eens extra als dat gebeurt terwijl de veelbelovende frambozencitroencake in de oven nog lang niet gaar is.
Met hoe het euvel van mijn persoonlijke stroomvoorziening moet worden opgelost, zal ik u verder niet vermoeien. U bent hier tenslotte voor de recepten en niet voor huishoudelijk geklaag mijnerzijds. Voor de cake kwamen wel wat goede suggesties binnen via Twitter. In plakken snijden en opbakken in roomboter was een uitermate goede tip (die ik, ellendig als ik me voelde, ook meteen in daden heb omgezet) maar ook kwam de suggestie voorbij van de wonderpan.
De wonderpan maakt het mogelijk taart en cake te bakken op het fornuis. Het vernuftige design zorgt ervoor dat de warmte van het gas zich ook verspreidt over de deksel, waardoor de taart ook van boven bakt. Deze pan werd in de jaren vijftig van de vorige eeuw als nieuw en revolutionair aangeprezen, maar bestaat in werkelijkheid al eeuwen. Ook in de tijd dat mensen thuis geen oven hadden, bakten ze namelijk al taart. Deze methode, in kookboeken omschreven als ‘met onder en boven vuur’ vereiste een pan met een holle deksel waarin men warme kooltjes kon doen.
De wonderpan is nog altijd populair, zij het onder een wat ander publiek. Mensen die zich voorbereiden op het einde van de wereld en van plan zijn dat probleem glorieus te overwinnen (de zogenaamde preppers) hebben er allemaal eentje in huis. Ondanks dat uw Archiefkok het voorlopig even zonder haar oven moet stellen, stel ik de aanschaf van een wonderpan toch nog even uit. Ik heb namelijk een andere oplossing gevonden: koekjes waarvoor u helemaal geen oven nodig heeft.
Recept
Ik was nog maar een pas beginnende Archiefkok toen ik in het archief van Petronella Heijligers, de oma van premier Cort van der Linden, een recept voor drabbelkoeken vond. Het beslag leek op dat van pannekoeken maar dan met kaneel en rozenwater toegevoegd. Om de koeken te bakken, moest men het beslag door een trechter in kokende reuzel gieten. Iets te ambitieus in een periode dat ik stiekem nog gruwde van alleen al het idee van reuzel.
Nadat ik ook in het Zeeuws en in het Gelders archief een recept voor deze koeken had gevonden (volgens welke je de koeken ook in boter mocht bakken), besloot ik er eens wat dieper in te duiken. Veel informatie is er echter niet. De drabbelkoek lijkt een specialiteit te zijn uit Sneek en wordt zo genoemd omdat het deeg met een trechter in het hete vet wordt ‘gedrabbeld’. Dat betekent dat je de trechter moet bewegen terwijl het deeg eruit loopt, zodat de koek zich opbouwt uit verschillende dunne strengetjes deeg. Ze zouden in Sneek al sinds 1700 worden gebakken en de Sneeker boterdrabbelkoekenfabriek De Friese Sjees mag zich zelfs al sinds 1880 hofleverancier noemen.
Met die wetenschap gingen de recepten uit Den Haag, Middelburg en Arnhem meteen het raam uit en toog uw Archiefkok naar Tresoar in Leeuwarden. Zoals verwacht, dook ik daar maar liefst zes recepten voor deze koeken op en in dezelfde provincie wist ik ook nog een traditionele drabbelkoekentrechter op de kop te tikken. Niets kon mij nog tegenhouden.
Aan de slag (1)
Het eerste recept dat ik probeerde, was afkomstig uit een achttiende eeuws kookboek uit het archief van Eysinga-Vegilin van Claerbergen en werd simpelweg gemaakt met wat meel, vier eieren, een lepel suiker en wat melk. Dat recept is anders dan alle andere die ook boekweitmeel voorschrijven, maar dat had ik even niet in huis. Bovendien ging er maar één lepel suiker in. Had ik hier een gezonde versie van de drabbelkoek te pakken?
Wat ik te pakken had, bleek echter een tot mislukken gedoemde versie. Met zo weinig suiker, kan de koek nooit hard worden. Bovendien had ik iets te veel melk toegevoegd, waardoor het beslag te dun was geworden. Na twee uur boven een pan dampende boter gehangen te hebben, had ik niks anders dan een paar supervette appelflappen zonder appel. Wat mij overigens niet belette om ze met een flinke snuif poedersuiker volledig soldaat te maken.
Aan de slag (2)
In het archief van Koopmans, dat zich bij Tresoar bevindt, zijn drie recepten voor drabbelkoek bewaard gebleven. De oudste versie uit 1958 schrijft voor dat je de koeken in reuzel en kalfsvet bakt. Van latere versies mag dat ook in boter of slaolie. De ingrediënten en hoeveelheden bleven door de jaren echter hetzelfde en dat moet toch iets zeggen over de kwaliteit van dit recept.
- Tarwebloem: 150 gram
- Boekweitmeel: 100 gram
- Suiker: 200 gram
- Ei: 1
- Kaneel: drie theelepels
- Melk: 3 deciliter
- Beetje zout
- Olie om in te bakken
- Kleine steelpan
- Een regenachtige dag en uw favoriete Netflixserie op de laptop of tablet
Meng de bloem en het boekweitmeel in een kom, breek het ei erboven en voeg de suiker, kaneel en het zout toe. Maak met de melk een mooi en glad beslag.
Verhit een halve liter slaolie in de pan tot deze begint te dampen. Draai het vuur laag en giet steeds een klein beetje beslag in de trechter. Draai deze in kleine rondjes boven de olie zodat de koek zich uit verschillende sliertjes opbouwt. Bak de koek aan twee kanten en neem deze met een schuimspaan uit de olie. Ze zijn nu nog heel zacht. Laat even uitlekken boven de pan en daarna afkoelen op een omgekeerd kommetje. Zo krijgen ze de traditionele, iets bolle vorm.
Terwijl u aan het bakken bent, zult u merken dat uw koeken steeds mooier worden. U krijgt het drabbelen onder de knie, net als het regelen van de temperatuur. Dat mag ook wel, want aan het eind van uw beslag bent u al gauw een uur of drie verder. Een extra pannetje op het vuur kan uitkomst bieden.
Aan tafel
Is het dan tenminste de moeite waard? Ja! Drabbelkoeken zijn knapperig, luchtig en smaken lekker naar frituur. Wie in boter bakt – dat vergt wel nog meer kennis van temperatuurregulatie en een goede drabbelpols – zal een heerlijke vette botersmaak krijgen. Dan zal de koek ook lekker zijn voor dat enkele lid van de jury dat niet van oliebollen bleek te houden en dus ook niet van drabbelkoek. Voor de rest van ons: heerlijk bij een kopje thee op een regenachtige dag. Mocht u dit aan gasten voor zetten, denk dan aan een schoteltje. Ook tijdens het eten blijft het namelijk drabbelen.
Links
Archiefstuk waaruit dit recept afkomstig is
Bij Haga in Sneek hebben ze een deel van het proces intussen geautomatiseerd