Als Archiefkok heb ik de afgelopen weken tien recepten met u gedeeld die ik tegenkwam in de archieven van het Nationaal Archief. Het is mijn bedoeling daar nog lang mee door te gaan, want elke week vind ik weer nieuwe prachtige verzamelingen en kookboeken. Toch maak ik vandaag, op veler verzoek, een uitstapje. Het hieronder beschreven recept is namelijk niet afkomstig uit het archief maar uit een boek.
Ik moet u wel waarschuwen: dit is een verhaal over hoe een recept faliekant kan mislukken. En het bevat geen aanwijzingen om zelf aan de slag te gaan, noch foto´s van hoe ik te werk ben gegaan. Het was namelijk nooit de bedoeling om hier over te schrijven. En bovendien weet ik niet wat ik nu precies verkeerd heb gedaan. Ik kan u daarom alleen verslag doen van mijn eigen belevenissen. Maar wees gerust, het liep allemaal wel goed af.
Het begon allemaal met een plaatje dat ik twee weken geleden kreeg toegestuurd. Een plaatje met daarop een schattige marsepeinen egel.
Dit plaatje volgend kwam ik bij een bijzonder leuk blog van de afdeling Zeldzame Boeken van de Schotse St. Andrews University (vandaar al die flessen whisky op de achtergrond) waarin gelukkig niet alleen dit plaatje maar ook het recept voor de egel te vinden was. Dat bleek afkomstig uit het boekje: A treatise on confectionary door Joseph Bell uit 1817 en leek ook nog eens redelijk simpel:
Neem een pond geblancheerde amandelen en maal ze fijn met een beetje rozenwater. Doe daar zes eierdooiers bij en 250 ml slagroom. Roer door en roer er vervolgens voorzichtig vier stijfgeslagen eiwitten door. Voeg tenslotte poedersuiker naar smaak toe.
Doe alles in een pan, zet die pan op het vuur en roer tot het mengsel dik genoeg is om er een egel van te boetseren. Gebruik kleine gedroogde besjes voor de ogen en gebruik in plakjes gesneden amandelen voor de stekels.
Op een mooie zomerse avond ging uw Archiefkok er mee aan de slag maar zo gezegd, bleek helaas niet zo gedaan. Alles door elkaar roeren ging nog, maar eenmaal op het vuur had het mengsel nogal de neiging om aan te branden. De pan moest daarom op laag vuur en ik moest blijven roeren. Pas na een half uur werd het dikker. Toen het deeg uiteindelijk minder plakkerig werd en loskwam van de zijkant van de pan (nog een half uur later), dacht ik dat het klaar was. Dat ik wilde dat het klaar was, speelde daar overigens ook een belangrijke rol in.
De schrijver van het blog die die prachtige foto maakte schreef dat zijn eindresultaat erg plakte en dat hij het een aantal uren had laten afkoelen, voordat hij aan het kleien kon slaan. Daarom maakte ik me weinig zorgen om mijn plakkerige resultaat. Ik deed het deeg in een kom, zette die in de koelkast, ging dromen van egels en stond de volgende dag vol creatief enthousiasme op.
De eerste indruk was goed, het deeg was marsepeiniger geworden: iets dikker en iets minder kleverig. Ik gebruikte de helft van het deeg, drie krenten en amandelschaafsel om deze egel te kleien:
En hoewel ik best wil toegeven dat dit er leuk uitziet, was mijn vreugde van korte duur. Het beest was namelijk toch nog steeds te zacht. En smaakte meer naar amandelspijs dan naar marsepein. Niet echt iets wat je bij de koffie wilt eten. Of überhaupt wil eten. Dus moest ik beslissen wat ik ging doen. Geen gemakkelijke keuze. Zou u zo’n lief egelsnuitje in de vuilnisbak kunnen gooien? Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen. Er zat maar één ding op: de beslissing uitstellen.
Zowel de egel als de rest van het deeg verdwenen achter de deur van de koelkast en ik ging naar mijn werk. Pas toen aan het einde van de middag mijn gedachten afdwaalden naar eten, dacht ik weer aan de egel. En dat het deeg dat ik had gemaakt niet veel afweek van het deeg van de Ceylonse amandeltaart. Zou ik egel misschien kunnen bakken?
Thuis gekomen verwarmde ik de oven voor op 150 graden, legde de egel op de bakplaat en bakte hem een uur in de oven. Wel een beetje gek als je tussentijds een blik in de oven werpt en in twee lieve kraaloogjes kijkt, maar het eindresultaat was goed. Zo goed zelfs, dat ik besloot nog een beest te bakken van de rest van het deeg. Een muis met snorharen (drie stukjes kooktouw), twee kleine oortjes en een lange staart. Dit was met stip het leukste deel van dit hele avontuur.
De volgende dag zijn de beestjes mee naar het werk gegaan om bij de koffie te worden opgepeuzeld. Het dilemma van het aansnijden (“de moord”), werd opgelost door een jurist die moeiteloos het mes in de rug van muis stak. En de smaak? Die leek inderdaad wel wat op de Ceylonse amandelcake, zij het wat vochtiger en veel compacter. En wat minder zoet. Niet helemaal zoals een cake zou moeten smaken. Maar zeg nou eerlijk: daar ging het natuurlijk ook niet om. Heeft u soms niet opgelet? Die cakes zagen eruit als een egel en een muis!
Dus als uw kind binnenkort moet trakteren (en u door het bovenstaande niet bent afgeschrikt): bak beestencake. In het groot of juist heel veel kleintjes. Niet alleen mooi om naar te kijken, maar ook nog eens glutenvrij. Geloof me, iedereen zal om het recept vragen. Maar dan verwijst u ze maar naar mij.
Links
Het blog van St. Adrews Rare Books
als een van de collega’s van die bewuste jurist kan ik meedelen dat het aansnijden met een groots gebaar ging en zonder enige vroeging…. even als het smaakvolle oppeuzelen. Maar eerlijk=eerlijk, zelfs een aanslag op de egel ging bovengenoemde jurist te ver 🙂
We zullen haar niet bij naam noemen 🙂